Altaarretabel (1888)
Trapsgewijs oplopende opbouw met rijke decoratie in de stijl van de Gotiek.
In het midden de zogenaamde expositietroon omringd door twee engelen. Hier wordt de monstrans geplaatst tijdens bepaalde kerkelijke vieringen. Opm: op de foto staat op deze plaats een zilveren kruisbeeld.
Aan beide zijden, onder een baldakijn van ajour rankwerk, staan twee heiligenbeelden:
(klik op de foto’s voor een vergroting)
Willibrordus met staf en model van een kerk.
Barbara met toren en boek
Lidwina met rozentak (als symbool van haar liefde voor God) en kruis
Bonifatius met staf en doorstoken Bijbel
Altaarretabel voetstuk
In het voetstuk van de altaaropbouw bevinden zich aan beide kanten (naast het tabernakel) panelen met open rankwerk met daarin verwerkt twee banieren of spreukbanden (banderollen) met de tekst:
In omni loco sacrificatur:.
Overal wordt geofferd..et offertur nomini meo oblatio munda.
en wordt het offer van de wereld aangeboden aan mijn naam.
Opmerking: de panelen zijn wat verborgen achter de voeten van de aanwezige kandelaars.
Deels verborgen kerkraam
Het altaarretabel (1888) is van latere datum dan de gebrandschilderde ramen van de apsis (1878). Bij het ontwerpen van het middenraam ging men er kennelijk vanuit dat het raam volledig zichtbaar zou zijn/blijven.
Altaarluiken (1998) 181 x 100cm.
De originele luiken zijn verloren gegaan bij de restauratie van 1969-1970, maar zijn gereconstrueerd bij de restauratie van 1998, echter met andere voorstellingen.
Links: De hogepriester Melchisedek
Rechts: De bespotting van Jezus door de Romeinse soldaten.
Deze luiken hebben geen cultuurhistorische waarde.
Altaartombe (1877), tombebeeldjes (1882)
In ondiepe nissen beeldjes van Christus als Man van Smarten (midden), aan beide zijden geflankeerd door drie engelen met de lijdenswerktuigen, ook wel Arma Christi genoemd.
De lijdenswerktuigen werden als machtige wapenen tegen de zonde gezien, die bij meditatieve beschouwing van de smarten van Christus iedere kiem van het kwaad in de ziel van de mens zouden verdelgen.
Tabernakel (1924)
Elke deur heeft een gedreven (gehamerde/edelsmeedtechniek) figuur van een serafijn (of seraf = engel van hoge rang).
Hier worden de hosties bewaard die tijdens een eucharistieviering zijn geconsacreerd. Op het eind van de kerkelijke viering van Witte Donderdag wordt het altaar geheel ontruimd en de luiken gesloten. Immers op Goede Vrijdag behoort het tabernakel leeg te zijn als teken van de verlatenheid van Jezus in Zijn lijden. De deurtjes van het tabernakel staan open en de godslamp is gedoofd (omdat het Heilig Brood niet aanwezig is).
Ter illustratie een ‘losse’ afbeelding van de rechter serafijn (of seraf) op de deur van het tabernakel.
De afbeelding is geïnspireerd op de volgende bijbelteksten: Jesaja 6:1-3
Openbaring van Johannes 4:4-8 met name vers 8
Bovenin het priesterkoor hing tot 1969/1970 het Triomfkruis.